Het is 1957. Mijn ouders zijn met twee kleuters - mijn broertje en ik - uit Twente naar West-Nederland geëemigreerd. Nog afgezien van een geheel afwijkende cultuur onder buren en collega's, verbazen de westerlingen zich over de ingeslikte 'ennen' van mijn Tukkers-allochtone ouders en merken spits op dat de deur niet 'los is' maar 'aan staat'. Op straat schateren de buurtkinderen om het dialect van mijn broer en mij. Zelf vinden we dat die kinderen buitengewoon merkwaardig spreken, maar deze gedurfde mening ventileren we alleen thuis, met Twentse tongval.
In dat Nederland anno 1957 hadden gewone zielen nauwelijks telefoon, laat staan televisie. Een mens schreef een brief. Ook penden mijn moeder, tante en oma de familieberichten - Beste Allemaal! - in de witte advertentieruimtes van Eva, Libelle en Margriet, die ze elkaar in een kruisende oost-west-verbinding toezonden. De laatste nieuwtjes vervat in reclame voor Maggi en Dr. Oetker ('we komen misschien met Kerst!') maakte die bladen extra interessant. Zoals de kinderen in onze straat het oogluikend interessant vonden dat wij Duitse Familie hadden, die zij niet konden verstaan en wij wél. (1-1.) Dat het hier achternichten en oudooms uit Gronau en Gildehaus betrof, slechts luttele kilometers over de Twentse grens gelegen, gaf niks.
De markante zouttoren uit het Twents landschap,
vooral herinnerd als het steven zoutvaatje, van
mijn grootvader in Enschede.
Boodschappen doen in Duitsland was voor mijn Enschedese grootouders even normaal als in een filiaal van De Gruyter. De Duitse kwaliteit won nogal eens, zoals van de Kerstkalkoen. (Opa en oma hadden ook Duitse televisie, dus kende ik Peter Alexander en Catherina Valente uit glanzende Weinachtschaus eerder dan Okkie Trooi en de Comedy Capers, maar dit zur Seite, terug naar de kalkoen).
|
Mijn grootouders bestelden het dier tijdig en lieten het tweeën klieven, één deel voor de jongste dochter met haar gezin op de Veluwe, één deel voor de oudste dochter met haar gezin in het westen. Het vervoer lieten ze niet aan Van Gend & Loos over, dat verzorgden ze zelf. Dus naast de valiezen voor het Kerstverblijf bij ons achter de duinen, stonden in de treincoupé twee halve kalkoenen.
|
Alma Ine aan de Noordzee, ten tijde van haar emigratie op tweejarige leeftijd vanuit Hengelo (O) naar Haarlem. |
Eenmaal Apeldoorn bereikt, hingen opa en oma uit het raam en speurden naar Dochter, die alert wachtte op het perron, uitkeek naar vier zwaaiende armen ('Hier, kind!') en haar halve kalkoen door het venster incasseerde. Door naar het westen, waar kalkoen nr. 2 een dag in de koude schuur verbleef, klaar voor Eerste Kerstdag. Kalkoen! Dat at je maar zo zelden!
Tijdens het Kerstdiner, na de soep, verscheen het gebraad glanzend bruin ter tafel, omringd door cranberry's. We waren dan wel Twents, maar mijn moeder wist hoe het hoorde. Spruitjes erbij en flageolets, oftewel peulboontjes, (voor mij), wijn uit het Kerstpakket en ijs toe maakten het geheel bijzonder, en áf. Als mijn opa ontspannen in zijn bretels een Hofnar opstak, wist ik wat er zou komen. 'Toe, Georg, speel nog eens wat!' vroeg mijn oma. En opa vond zijn Hohner-mondharmonica en speelde gevoelig 'Oh Tannenbaum', terwijl mijn oma ons leerde 'wie schön sind deine Blätter' mee te zingen. Weihnachten in het westen. Dat vergeet je niet zo gauw.
|